Steek meer tijd in scholing
Kees Sterrenburg (65) werkte 30 jaar voor het ESF. Eerst in Brussel, later op regionale kantoren in Maastricht, Deventer en Zwolle. De laatste paar jaar was hij projectleider van het programma afronding in Den Haag. “In het begin stelde ESF niet zoveel voor. Nu zie je in Europa heel goede programma’s.”
Trots? Jazeker is Kees Sterrenburg trots. Bijvoorbeeld toen jaren terug de Europese Rekenkamer langskwam in Nederland, zeven projecten controleerde en een geheel goedgekeurd rapport afgaf. “Dat was voor het eerst. Er was één dingetje waar een misverstand over was en daar ben ik nog speciaal voor naar Luxemburg gegaan. Toen was het in orde.”
Italianen
Kees begon zijn loopbaan aan de andere kant, als aanvrager en projectleider. “Begin jaren tachtig werkte ik bij de arbeidsbureaus en heb ik subsidie aangevraagd voor de FNV-vrouwenvakschool. Het ministerie van SZW deed de coördinatie van de aanvragen en verzond ze naar Brussel. Daar werden honderden aanvragen beoordeeld. In die tijd was het een gigantische bureaucratie. Het duurde zo lang voordat je aanvraag was beoordeeld dat je vier keer zoveel aanvroeg. Ja, we hebben het geld gekregen maar dus veel minder dan verwacht. In die tijd waren het bijvoorbeeld Italianen die werkten in Brussel en op afstand onze aanvragen moesten beoordelen.”
Scholing
Drie jaar later werd hij zelf uitgeleend aan Brussel, om de Belgische projecten te beoordelen en te controleren. Wat voor aanvragen kwamen er toen binnen? “De meeste Nederlandse projecten waren in die tijd gericht op herintredende vrouwen. Pas later kwamen de re-integratietrajecten. Nu zie je dat de programma’s bijna alleen nog gericht zijn op integratie. Dat vind ik jammer. Er gaat vrijwel geen gemeentelijk geld meer naar scholing, het is te duur. Ik ben zelf een voorstander van een aanpak als in Zweden. Daar worden mensen eerst bijgeschoold, daarna gaan ze de arbeidsmarkt op.”
Jaren 80
Terugkijkend vindt Kees dat ESF zich goed heeft ontwikkeld. “In de jaren zestig en zeventig stelden de aanvragen niet zoveel voor. Vanuit Italië was er veel migratie naar andere landen in Europa vanwege bijvoorbeeld werk in de mijnen. Italië kreeg geld om de kosten van deze migratie te betalen. Pas veel later, eind jaren tachtig, kwam de focus op de ontwikkeling van achtergebleven regio’s te liggen. De verantwoordelijkheid om mensen aan het werk te helpen, lag toen steeds meer bij gemeenten en werkgevers.”
Hoe pakte dat uit?
“Soms was er grote chaos. Het Rijk kon wel betalen maar niets bepalen. Ik weet nog dat er een megabanenmarkt in Amsterdam werd georganiseerd. Veel te groot natuurlijk. Van de drie hallen stonden er twee leeg. Maar ESF betaalde geen leegstand. Daar draaide de gemeente dus voor op.”
Mercedes Benz
Er waren ook mooie resultaten te zien in de regio. Kees herinnert zich hoe hij op het regiokantoor in Maastricht werkte en hoorde dat Mercedes Benz een locatie zocht voor een callcenter. “Het industrieel ontwikkelingsfonds in Limburg heeft een plan gemaakt, er konden 250 mensen aan de slag en dat is gelukt. Het callcenter zit er nog steeds. ESF speelde hier een bescheiden rol in maar ik vind het nog steeds geweldig dat dit is gelukt.”
Agentschap SZW sinds 2000
In de jaren negentig kwam er meer controle. “Er werd gezegd: er worden zoveel fouten gemaakt in de regio, we gaan het centraal regelen. Rond 2000 is het Agentschap SZW opgericht. De kantoren zijn toen uit de regio gehaald. We hadden er eerst zes in de regio, daarna drie en vervolgens is alles in Den Haag geconcentreerd. Nu zie je dat er heel voorzichtig weer niet-centraal wordt georganiseerd, dat er wordt aangesloten bij economische speerpunten op lokaal niveau. Bijvoorbeeld in de vier grote steden.”
Advies
Inmiddels geniet Kees van zijn pensioen. Heeft hij nog een advies? “De werkloosheid neemt iets af. Mijn advies is om meer tijd te steken in scholing van de laagst opgeleide groepen. Leer mensen basisvaardigheden en laat ze vervolgens in de praktijk ervaring opdoen. Er is te weinig aandacht voor scholing. Waar de kansen liggen? Dat is moeilijk te zeggen. De arbeidsmarkt is onvoorspelbaar. Ik verwacht dat de zorg voorlopig een groeisector blijft maar pin me er niet op vast.”